Gast:
Samir Bantal & Rem Koolhaas
Landschap met een bornpaal, 1650
Landschap met bomen, boerderijen en een toren, 1650
Landschap met vierkante toren, 1650
Gezicht op Amsterd am uit het noordwesten, 1638—42
De drie bomen, 1650
Landschap met boerderij en hooimijt, 1641
Landschap met een hooimijt en een kudde schapen, 1652
Landschap met drie boerderijen langs een weg, 1650
Bruikleen van het Amsterdam Museum
CHAPTER 5IVE opent met een serie van acht etsen van Rembrandt gemaakt tussen 1638 en 1652. Ze tonen het platteland rondom Amsterdam in de zeven-tiende eeuw met een onstuimigheid die je vandaag de dag zelden tegenkomt. Langs krioelende beken en kreken ontspruiten wilde struiken. Tussen krak-kemikkige boerderijtjes ontdek je soms een wandelaar, een boerin die door de deuropening naar buiten tuurt, of zelfs een tekenaar die op een heuvel de verte in tuurt. En op achtergrond het silhouet van de stad, waardoor de plaatsen die ze verbeelden bijna exact te herleiden zijn. Je zou denken dat de etsen een beeld geven van hoe het gebied rondom Amsterdam er in de tijd van Rembrandt uitzag. Maar opvallend genoeg kiest Rembrandt er net als veel andere land-schapsschilders in die tijd voor om nieuwe ontwikkelingen in het landschap niet te tonen. In de periode tussen 1612 en 1635 werd er een ongekend groot gebied rondom Amsterdam ingepolderd, moe-rassen en meren maakten plaats voor buitengewoon vlakke, ritmische weilanden met kaarsrechte kanalen. Het moderne, geëxploiteerde landschap met drukke waterwegen, windmolens om land in te polderen en allerhande commerciële activiteiten kregen geen plek op de beelden die Rembrandt maakte. In plaats daarvan zien we een dramatisch fantasielandschap met romantische glooiingen en hier en daar eenzame wandelaar. Gedurende zijn eigen leven was Rembrandt bekender om zijn etsen dan om zijn schilderijen. De nostalgische weergave van landschap hielp Rembrandts tijdgenoten mogelijk om zich beter te kunnen te verhouden tot de ingrijpende transformaties die ze zelf meemaakten.