Kunst is onze grote liefde. Ook nu we gesloten zijn voor renovaties, gaat onze programmering door. Je vindt onze kunstprogramma's op off-site locaties door het jaar heen en op digitaal platform The Couch. De permanente installaties in Het HEM blijven na de verbouwing toegankelijk voor publiek.
Ons muziekprogramma richt zich op experimentele manieren om in het gebouw muziek te maken, te presenteren en te beleven door middel van luistersessies, live optredens en muzikale artist-in-residence-programma's. Tijdens de verbouwing organiseren we muziekprogramma's op off-site locaties en op het digitale platform The Couch.
Het HEM houdt van boeken. Je kunt je tijdens je bezoek verliezen in het uitgebreide boekenaanbod in de bibliotheek.
De industriële uitstraling van het gebouw en ons experimentele kunstprogramma geven sfeer en betekenis aan elk evenement.
Het HEM is een nieuw huis voor eigentijdse cultuur in een voormalige kogelfabriek.
Iedereen ziet iets anders in een kunstwerk. Maar dezelfde persoon kan ook steeds andere betekenissen halen uit hetzelfde werk. Dichter Ko van ’t Hek date de komende negen Chapters het kunstwerk Still Life van RAAAF en schrijft daarover elke keer een column.
Iedereen ziet iets anders in een kunstwerk. Maar dezelfde persoon kan ook steeds andere betekenissen halen uit hetzelfde werk. Dat is de premisse van de reeks 9 Dates die Ko van ’t Hek in 2019 begon voor het toen nieuwe Het HEM. 9 Dates met het kunstwerk Still Life van RAAAF, dat vast in de collectie was opgenomen. Helaas is het bij zes dates gebleven, want Het HEM sluit haar deuren. Dus: een laatste gedachte, over een zevende date die er nooit zal komen.
Een kunstwerk verandert met de context waarin je het ziet. Vijf jaar geleden wist ik niet hoe waar dat zou zijn, maar vandaag, vijf jaar later ziet de wereld er totaal anders uit. Wat vijf jaar geleden als een leuke gedachte-oefening begon over vier enorme messing platen in een voormalige kogelfabriek voor de NAVO is ineens, lang maar zeker, verschrikkelijk echt geworden. Wat altijd al sluimerde, ontvlamde. Wat ver weg leek, kwam ineens dichtbij. Oorlog en genocide aan de randen van Europa.
Vijf jaar later staan ook de kunsten er weer een stuk minder florissant voor. De fascisten zijn aan de macht gekomen. Omvolkingsdenkende, anti-intellectuele, geweld minnende bangeriken die de btw op alles wat maar een beetje bijdraagt aan gezond verstand en empathie en mededogen verhogen. Om te pesten, want er wordt geen enkele crisis mee beteugeld. Het is rancuneus, gemeen, maar dat niet alleen: het zijn maatregelen om ons dom te houden. Want een volk dat geen toegang heeft tot kunst, kent geen andere verhalen, geen andere perspectieven, wordt toegang tot kennis en het eigen gevoelsleven geweigerd, leert niet hoe het in opstand kan komen.
Je overgeven aan een kunstwerk, het heeft iets ondergewoons en buitenaards tegelijk. Het is niets en alles. Er zijn kunstwerken waar je aan voorbij loopt, er zijn kunstwerken waar je stil bij staat, er zijn kunstwerken waar je in wil wonen. RAAAF’s Still Life was een kunstwerk om in te wonen. De afgelopen vijf jaar schreef ik zes van dit soort stukken over dit kunstwerk: over schatkaarten, interbelli en het even niet weten. Het is een kunstwerk waar je bij alles van kunt voelen.
Hoe het is als iets langzaam maar onafwendbaar op je afstevent. Hoe het voelt om een kogel op je afgevuurd te krijgen. Hoe het voelt om tot vijand verklaart te worden. Hoe je weet hoe dit gaat aflopen: niet goed. Niet goed nee. Het eindigt, en dat is prima, want alles komt tot een einde, maar ik had toch gehoopt niet zo. Je hoopt dat er iets gebeurt, wanneer het gebeurt, maar meestal gebeurt er niets wanneer dit soort dingen gebeuren. Meestal wordt het omringd door stilte. Zelfs het geratel van de machines die de messing platen in beweging brachten, hoor ik niet meer.
We vinden het allemaal zó heftig, en vervolgens gebeurt er niks.
Maar er is hoop. Het kan goed komen. Sommige dingen niet, sommige dingen die zijn gebeurd, kunnen niet meer niet gebeuren, kunnen niet meer goed komen. Maar de rest, de rest wel. Het is misschien schamel, maar het is iets. Het is: moedig voorwaarts. Dankzij mijn dates met Still Life weet ik: langzaam maar zeker kan net zo krachtig zijn als snel.
Het is raar om elkaar een tijdje niet te zien. Ik weet dat het niet anders kan, maar het is raar. Hopelijk herken ik je nog, na de verbouwing.
Natuurlijk denk ik aan je, nu je er even niet bent, maar het is moeilijk te zeggen waar ik dan precies aan denk. Ik heb geen woorden voor je geur, ook niet voor de sproeten op je gezicht. Natuurlijk denk ik aan ons trage dansen, maar ik weet nu al niet meer op welke muziek dat was. Ik denk eraan dat ik je niet mag vergeten. Ik denk er steeds aan, zonder te weten wat ik dan eigenlijk niet mag vergeten.
Wat je van mij moet weten: ik ben niet zo goed met het verleden. Ik vergeet de vreemdste dingen, soms nog voordat ze gebeurd zijn. Wat ik dacht toen ik je voor het eerst zag, wat we droegen op onze eerste dates, hoe je gezicht er eigenlijk uitziet. Soms lijkt het alsof ik ben vergeten hoe je je iets moet herinneren. Het is een rare aandoening, ik weet het. Je moet er geen premier mee willen worden, maar verder kun je ermee leven.
Maar ik denk aan je en ik denk aan hoe herinneringen in onze gedachtes hangen als grote, platte messing kunstwerken. Ze bewegen soms naar achteren, soms weer naar voren, vlak voor je ogen. Soms omdat je iets zo goed mogelijk na wil vertellen, soms omdat je achter iemand fietst die een sigaar rookt en je direct teleporteert naar opa’s werkkamer, soms als in de verte een hond blaft.
Van sommige beelden willen we niet af, van anderen komen we niet af.
Van de meeste herinneringen uit mijn kindertijd bestaat toevallig een foto.
Van Kahneman leerde ik dat herinneringen niet feilloos zijn, als ik me het goed herinner. Of was het van Brainard?
Herinneringen zijn - net als kunstwerken - geen fotokopieën, maar subjectieve interpretaties van de waarheid. Zo zijn we allemaal kunstenaars. En als interpretaties vervolgens weer geïnterpreteerd worden, als de herinnering weer opdoemt, zijn wij toeschouwers van onze eigen kunstwerken. Het heeft geen zin om er absolute waarheid in te zien, het zijn interpretaties van interpretaties. Bovendien wist je toch, dat kunstenaars hun eigen kunstwerken vaker niet dan wel begrijpen?
Ik hoop dat jij mij ook herinnert. Misschien herinner je je dat ik meer met abstracties kan dan met beelden, dat ik vooral van kunstwerken hou als verbeeldingen van iets ontastbaars. Ik herinner me wat ik me van je herinner: het begin van de tijd, de traagheid van volharding, de grote absurditeit, overvloed en kogels. Ik herinner me hoe ik me voel als ik je mis. Ja, dat herinner ik me elke dag dat je er niet bent.
Ik kijk ernaar uit je weer te zien, mij weer te herinneren wat ik mis.
(Find the English translation of #6: Je herinneren, mij herinneren by Ko van 't Hek on The Couch)
In plaats van je naar me toe laten komen, volg ik je vandaag. Het valt me gelijk op, dat ik deze kant nog niet goed van je kende. Deze achterkant (wat is een achterkant?) bezaaid met holtes die lijken op kogelgaten, op hoop dat niet kon ontsnappen. Een landschap vol kuilen en iedereen weet dat kuilen herinneringen zijn, littekens. Alsof de rook pas net is opgetrokken.
Beseffen: het is altijd oorlog geweest, alleen is de oorlog opeens zo dichtbij.
Het is opeens zo stil hier, in dit stil leven dreigend stil. Als tussen twee bombardementen in. De stilte verklapt dat Guernica meer is dan een schilderij, herinnert je eraan dat het ooit weer los zal barsten. Iemand op tv zei dat hij niet van vrede hield, niet van de zekerheid dat het uiteindelijk een interbellum blijkt. Je weet dat het vuur komt, alleen niet wanneer, niet hoe.
Ik kijk naar ons en ik vraag me af of het alleen goed met ons gaat omdat ik niet weet hoe ik ruzie moet maken. Is stille liefde de mooiste liefde, of is het een gebrek? Een vergeten dat het hoe dan ook een keer moet stormen?
Zo loop ik achter de vier enorme messing platen aan. Hetzelfde messing waarvan op precies deze plek, in dit gebouw, deze hal, tientallen miljoenen kogels werden gemaakt. Navo, goede kogels, dat moet je er dan bij zeggen. Hoewel niemand weet of er zoiets bestaat. Wat een onverteerbaar feit trouwens ook dat kogels goudkleurige jassen dragen. Is dat de oorsprong van ‘zwijgen is goud’?
Ik vraag me af waarom ik nooit heb willen erkennen dat we elkaar steeds ontmoeten in deze dodenkathedraal. Heb ik al die tijd je donkerte genegeerd, je niet volledig willen zien? Wil je me alsjeblieft meer laten zien? Of werkt het niet zo, moet ík mij toelaten verder te kijken? Ben ík het die nu dingen ziet die ik eerder niet wilde, kon zien? Wist ik niet waar ik naar moest kijken?
Het is date vijf en ik zie het lelijke en ik zie alleen maar meer schoonheid. Mag ik je nog eens zien?
Niet dat je er iets van geleerd moet hebben. Niet dat elke verschrikking ook positieve kanten moet kennen. Want what doesn’t kill you may very well weaken you. Maar als we iets hebben moeten leren, is het dat sommige dingen niet en andere dingen wel essentieel zijn. En de vertraging, die kennen we nu ook allemaal: het eindeloze langzaamaan van gesmolten klokken.
‘Gaat het nu weer over de traagheid?’ vraagt ze. ‘Daar was je in date twee ook al zo weg van?’ Ja, maar de traagheid is veranderd, de wereld ziet er anders uit dan toen we nog dachten dat corona vooral een pisgeel biertje was, toen we zo veel nog voor lief namen. Uit overheidswege werden Still Life en ik uit elkaar gehouden. Als een verboden liefde, zij mijn Julia. Alsof die vierde date er niet mocht komen. Maar we hielden vol en hier zijn we. Haar ogen zijn ontegenzeggelijk dezelfde, de mijne niet en dus de hare ook niet.
De traag is anders omdat we haar hebben leren omarmen, omdat we verder niets omarmen mochten. De traag is niet langer die van een vreemde, maar is van ons geworden. We weten nu allemaal hoe het voelt als de dagen niet opschieten, dat wisten we natuurlijk allemaal al, maar nu weten we zeker dat we het van elkaar weten. We weten het: voor de traag is eigenlijk geen plek, het bestaat voor ons allemaal.
Het lukt me. Ik dwing mezelf om langer stil te staan bij de voorbijtrekkende platen die als platte containerschepen tergend langs de kolommen schuiven. Jezelf dwingen om niets te doen. Jezelf verleiden door de onrust heen te staan. Het gejaagde hoofd bedwingen met de gestaagheid van enorm, meditatief messing. Heen en weer, in en uit. Jezelf overgeven aan de traag. De traag worden, ’m zijn.
Je beseffen dat alleen in de traag overvloed kan bestaan. Want daar in de traag is niet alleen veelheid, maar ook diepte. Nuance. Eindeloze schakeringen, smaken, geuren, tinten van kleuren die je nooit eerder had gezien. Tel de sproeten op het gezicht van je geliefde. Want wat anderen ook zeggen: dát is de essentie. In opstand komen tegen de verschrikkelijke dominante wervelende saaiheid. Door stil te staan, door traag te zijn.
Soms weet je het even niet. Ik sta tussen Still Life, derde date, maar ik weet het even niet. Even niet wat ik moet voelen, even niet wat ik moet vinden. Waar zijn we mee bezig? Waar zijn we in godsnaam met z’n allen mee bezig?
Ik weet het even niet. En dat is prima. Ik weet het even niet en dat is prima. Prima, om je even verloren te voelen, prima om even verloren te zijn. Verzoen je. Niet gelijk met je hand naar je telefoon, niet gelijk met je telefoon in je hand. Afleiding is immers maar afleiding. Laat de kleine kwelling liever even bestaan: het niet weten, de stilte van het leven, de kwijt. Eventjes kwijt. Om het vervolgens genadeloos te laten kolken, zoemen, stromen, klappen, botsen, klotsen, beven en weer kolken. Laat het gebeuren (it’s gonna feel so good).
Vier mega messing platen, mooie mensenmetafoor. De platen bewegen eindeloos heen en weer en ik zie de mens. De mens die elke ochtend weer opstaat om er het beste van te maken. Heen en weer. Daar zijn we mee bezig. Heen en weer en ik zie Sisyphus, die van de Griekse goden de straf kreeg om een steen een berg op te rollen, waarna de steen weer naar beneden rolt en hij opnieuw met de steen naar boven moet. Heen en weer. Elke keer weer. Elke dag weer heen, elke dag weer weer.
Volgens schrijver Albert Camus moeten we ons Sisyphus voorstellen als een gelukkig mens. Gelukkig. Omdat hij, als hij ziet hoe de steen weer naar beneden rolt, als hij ziet zijn eigen kwelling, ziet hoe absurd zijn lot is. En dus hoe absurd het leven. Absurd. En nu komt het: met het accepteren van de absurditeit, lost de donkerte van de wereld op. Door het accepteren van de absurditeit van het leven kan het lukken om moedig te blijven in deze onrechtvaardige wereld. Dat maakt Sisyphus een held. Zie dat het leven onzinnig is, hoop niet op iets anders, accepteer het, verzoen je, waardeer het, laat het kolken.
Ik weet het niet. Ik weet niet of hij gelijk heeft. Ik weet niet of dat de oplossing is. We weten het niet. We weten het niet en dat is op zich al een fantastisch gegeven. Ik zie Still Life en voor even, eventjes, lukt het om te verzoenen met het absurde.
Het gaat niet zo langzaam dat je bijna niet ziet dat het beweegt, want je ziet het, maar lekker op snelheid is anders. Ze fluisteren vooruit. Het is een goede oefening in geduld, als dingen niet zo rap gaan als je zou willen. Gaat het ooit snel genoeg, kun je jezelf afvragen. Want wat houden we van snelheid. Het is een waarde in deze tijd. Haast. Drukdrukdruk. Een waardering die zo ver gaat dat we bijna de schoonheid van traagheid vergeten. Date twee, en ik smelt voor de verleidelijke slo-mo van Still Life.
Als platgeslagen karkassen, in een slachthuis dat zo weinig opsmuk heeft als je van een slachthuis mag verwachten, hangen vier messing platen te wachten op betere tijden. Niet omdat het nu niet goed is - nu is het al geweldig - maar omdat met de tijd de dingen rijpen. De platen zijn koel, maar ze hebben iets vlezigs. Alsof er ooit leven in heeft gezeten in het goudkleurig hard. We weten wel dat leven niet terugkomt, waarschijnlijk, maar als we geduld hebben worden ze wel malser, beter, dieper, voller.
Traagheid heeft een kracht die snelheid ontbeert.
Snelheid heeft tempo. Het is voor tien uur besteld, de volgende dag in huis. Het is een liveblog. Het is een vlammend schot in de kruising. Om van te watertanden. Maar toch zal ik de stift altijd boven de pegel verkiezen. Met een zorgvuldigheid die het vlugge nooit kan hebben. Of een rups die de tijd neemt in een cocon om een vlinder te worden. Dat kan ook niet snel. Dingen die geleidelijk mooi zijn geworden, waren in volle vaart niet zo rijk en rijp geworden. Precies daarom zeggen ze wat ze zeggen over Rome. O traagheid, met je prachtige volharding.
Natuurlijk is er zoiets als liefde op het eerste gezicht (Pats! Snel! Lekker!), maar eerlijk gezegd heeft dat niet zo gek veel te maken met liefde. Liefde moet groeien, rijpen, opzwellen tot iets wat groter is dan jij en de ander. Als vlees, als fruit. Daar is ontwikkeling voor nodig. Een tweede date om mee te beginnen, want geen liefde dieper dan trage liefde. Juist omdat de tijd dan zijn werk heeft kunnen doen.
Sneller is niet altijd beter. Misschien eigenlijk wel nooit. Tussen de kunst is dat in ieder geval waar: wie de tijd neemt om te kijken, ziet meer. Het geeft je een moment om even stil te staan bij alle beweging. Langzaam bewegen de platen heen en weer. Nooit meer zal ik zeggen dat iets te traag gaat.
En toen ineens, pats, was het er. Als kleine big bang. Wat er vooraf plaats heeft gevonden zullen we nooit weten, maar we zien wel de plotselinge krachten die zijn vrijgekomen bij de schepping. Pannenkoekenbeslag in een veel te hete pan. Bloesem. Liefde op het eerste gezicht. Gestold à la minute. Onherroepelijk. Dit is het begin: het is er.
Het resultaat: vier platte planeten. Samensmeltingen van de gouden warmte van de zon en het ongerepte rommelige oppervlakte van de maan. Het beste van beide ouders, kinderen van het heelal. Een nieuw tot leven geroepen sterrenbeeld. Een prachtige vierling die niet kan wachten bekeken en bemind te worden. Kijk naar ons, zeggen ze, en wij kunnen niet anders dan dat opvolgen.
Ik sta in het gloednieuwe Het HEM, oog in oog met Still Life. Tussen de rijen kolommen hangen vier kolossale messing platen rechtop aan het plafond. Van een afstand vallen ze mee, door de grootte van de ruimte waarin ze hangen. Komen ze dichterbij, dan zijn ze ineens ontzagwekkend, dan is er geen ontkomen aan. Het gewichtige gewicht en de duizelingwekkende hoeveelheid toevallige organische details zijn overweldigend.
Met m’n neus er bovenop zie ik vier Zaanse steppes, waarvan geen enkele vierkante centimeter dezelfde is. Gebieden met paadjes, korrels, holle bergen en gladde vlaktes aan de randen. Landschappen waar je in kunt verdwijnen, verdwalen zelfs. Zo jammer dat bij verdwalen de nadruk zo ligt op wat je kwijt raakt: de weg. Terwijl die ook zou kunnen liggen op wat je allemaal kunt vinden als je stopt met zoeken. In die zin zijn het enorme goudkleurige schatkaarten die zelf de schat zijn.
Oog in oog met het messing geweld zie ik een onbetekenend iemand staan. Ik ben het. Tegenover de matte maar gulle spiegels ben ik slechts een sterfelijk wezentje. De vier hemellichamen bewegen niet om mij, zoals helemaal niets om mij draait. Ze doen wat ze moeten doen, ook als ik niet zou kijken. Ze geven geen ene mallemoer om mij. Dat is geen beangstigende gedachte, nee, het is juist een bevrijdende. Denk aan al die massieve last die ik niet meer hoef te dragen.
Het zijn uitgestrekte leegtes die ruimte bieden om in te bestaan. Ik stel me voor dat ik in het gouden heidelandschap sta en dat er zo ver als ik kan kijken alleen maar dit is. Dat wat er in een seconde ontstond maar nooit lijkt te zullen veranderen. Verder niets. Zoals de maan de maan zal blijven, de zon de zon. En wie ik ben, zal ik zijn.