Iedereen ziet iets anders in een kunstwerk. Maar dezelfde persoon kan ook steeds andere betekenissen halen uit hetzelfde werk. Dichter Ko van ’t Hek date de komende negen Chapters het kunstwerk Still Life van RAAAF en schrijft daarover elke keer een column.
En toen ineens, pats, was het er. Als kleine big bang. Wat er vooraf plaats heeft gevonden zullen we nooit weten, maar we zien wel de plotselinge krachten die zijn vrijgekomen bij de schepping. Pannenkoekenbeslag in een veel te hete pan. Bloesem. Liefde op het eerste gezicht. Gestold à la minute. Onherroepelijk. Dit is het begin: het is er.
Het resultaat: vier platte planeten. Samensmeltingen van de gouden warmte van de zon en het ongerepte rommelige oppervlakte van de maan. Het beste van beide ouders, kinderen van het heelal. Een nieuw tot leven geroepen sterrenbeeld. Een prachtige vierling die niet kan wachten bekeken en bemind te worden. Kijk naar ons, zeggen ze, en wij kunnen niet anders dan dat opvolgen.
Ik sta in het gloednieuwe Het HEM, oog in oog met Still Life. Tussen de rijen kolommen hangen vier kolossale messing platen rechtop aan het plafond. Van een afstand vallen ze mee, door de grootte van de ruimte waarin ze hangen. Komen ze dichterbij, dan zijn ze ineens ontzagwekkend, dan is er geen ontkomen aan. Het gewichtige gewicht en de duizelingwekkende hoeveelheid toevallige organische details zijn overweldigend.
Met m’n neus er bovenop zie ik vier Zaanse steppes, waarvan geen enkele vierkante centimeter dezelfde is. Gebieden met paadjes, korrels, holle bergen en gladde vlaktes aan de randen. Landschappen waar je in kunt verdwijnen, verdwalen zelfs. Zo jammer dat bij verdwalen de nadruk zo ligt op wat je kwijt raakt: de weg. Terwijl die ook zou kunnen liggen op wat je allemaal kunt vinden als je stopt met zoeken. In die zin zijn het enorme goudkleurige schatkaarten die zelf de schat zijn.
Oog in oog met het messing geweld zie ik een onbetekenend iemand staan. Ik ben het. Tegenover de matte maar gulle spiegels ben ik slechts een sterfelijk wezentje. De vier hemellichamen bewegen niet om mij, zoals helemaal niets om mij draait. Ze doen wat ze moeten doen, ook als ik niet zou kijken. Ze geven geen ene mallemoer om mij. Dat is geen beangstigende gedachte, nee, het is juist een bevrijdende. Denk aan al die massieve last die ik niet meer hoef te dragen.
Het zijn uitgestrekte leegtes die ruimte bieden om in te bestaan. Ik stel me voor dat ik in het gouden heidelandschap sta en dat er zo ver als ik kan kijken alleen maar dit is. Dat wat er in een seconde ontstond maar nooit lijkt te zullen veranderen. Verder niets. Zoals de maan de maan zal blijven, de zon de zon. En wie ik ben, zal ik zijn.
Iedereen ziet iets anders in een kunstwerk. Maar dezelfde persoon kan ook steeds andere betekenissen halen uit hetzelfde werk. Ko van ’t Hek date de komende negen Chapters het kunstwerk Still Life van RAAAF en schrijft daarover elke keer een column.