Gemeenschap

Werkplaats TypografieHomebaseKunstenaar studio’sArtist-in-residence9 dates with Still Life

Iedereen ziet iets anders in een kunstwerk. Maar dezelfde persoon kan ook steeds andere betekenissen halen uit hetzelfde werk. Dichter Ko van ’t Hek date de komende negen Chapters het kunstwerk Still Life van RAAAF en schrijft daarover elke keer een column.

In plaats van je naar me toe laten komen, volg ik je vandaag. Het valt me gelijk op, dat ik deze kant nog niet goed van je kende. Deze achterkant (wat is een achterkant?) bezaaid met holtes die lijken op kogelgaten, op hoop dat niet kon ontsnappen. Een landschap vol kuilen en iedereen weet dat kuilen herinneringen zijn, littekens. Alsof de rook pas net is opgetrokken.

Beseffen: het is altijd oorlog geweest, alleen is de oorlog opeens zo dichtbij.

Het is opeens zo stil hier, in dit stil leven dreigend stil. Als tussen twee bombardementen in. De stilte verklapt dat Guernica meer is dan een schilderij, herinnert je eraan dat het ooit weer los zal barsten. Iemand op tv zei dat hij niet van vrede hield, niet van de zekerheid dat het uiteindelijk een interbellum blijkt. Je weet dat het vuur komt, alleen niet wanneer, niet hoe.

Ik kijk naar ons en ik vraag me af of het alleen goed met ons gaat omdat ik niet weet hoe ik ruzie moet maken. Is stille liefde de mooiste liefde, of is het een gebrek? Een vergeten dat het hoe dan ook een keer moet stormen?

Zo loop ik achter de vier enorme messing platen aan. Hetzelfde messing waarvan op precies deze plek, in dit gebouw, deze hal, tientallen miljoenen kogels werden gemaakt. Navo, goede kogels, dat moet je er dan bij zeggen. Hoewel niemand weet of er zoiets bestaat. Wat een onverteerbaar feit trouwens ook dat kogels goudkleurige jassen dragen. Is dat de oorsprong van ‘zwijgen is goud’?

Ik vraag me af waarom ik nooit heb willen erkennen dat we elkaar steeds ontmoeten in deze dodenkathedraal. Heb ik al die tijd je donkerte genegeerd, je niet volledig willen zien? Wil je me alsjeblieft meer laten zien? Of werkt het niet zo, moet ík mij toelaten verder te kijken? Ben ík het die nu dingen ziet die ik eerder niet wilde, kon zien? Wist ik niet waar ik naar moest kijken?

Het is date vijf en ik zie het lelijke en ik zie alleen maar meer schoonheid. Mag ik je nog eens zien?

Niet dat je er iets van geleerd moet hebben. Niet dat elke verschrikking ook positieve kanten moet kennen. Want what doesn’t kill you may very well weaken you. Maar als we iets hebben moeten leren, is het dat sommige dingen niet en andere dingen wel essentieel zijn. En de vertraging, die kennen we nu ook allemaal: het eindeloze langzaamaan van gesmolten klokken.

‘Gaat het nu weer over de traagheid?’ vraagt ze. ‘Daar was je in date twee ook al zo weg van?’ Ja, maar de traagheid is veranderd, de wereld ziet er anders uit dan toen we nog dachten dat corona vooral een pisgeel biertje was, toen we zo veel nog voor lief namen. Uit overheidswege werden Still Life en ik uit elkaar gehouden. Als een verboden liefde, zij mijn Julia. Alsof die vierde date er niet mocht komen. Maar we hielden vol en hier zijn we. Haar ogen zijn ontegenzeggelijk dezelfde, de mijne niet en dus de hare ook niet.

De traag is anders omdat we haar hebben leren omarmen, omdat we verder niets omarmen mochten. De traag is niet langer die van een vreemde, maar is van ons geworden. We weten nu allemaal hoe het voelt als de dagen niet opschieten, dat wisten we natuurlijk allemaal al, maar nu weten we zeker dat we het van elkaar weten. We weten het: voor de traag is eigenlijk geen plek, het bestaat voor ons allemaal.

Het lukt me. Ik dwing mezelf om langer stil te staan bij de voorbijtrekkende platen die als platte containerschepen tergend langs de kolommen schuiven. Jezelf dwingen om niets te doen. Jezelf verleiden door de onrust heen te staan. Het gejaagde hoofd bedwingen met de gestaagheid van enorm, meditatief messing. Heen en weer, in en uit. Jezelf overgeven aan de traag. De traag worden, ’m zijn.

Je beseffen dat alleen in de traag overvloed kan bestaan. Want daar in de traag is niet alleen veelheid, maar ook diepte. Nuance. Eindeloze schakeringen, smaken, geuren, tinten van kleuren die je nooit eerder had gezien. Tel de sproeten op het gezicht van je geliefde. Want wat anderen ook zeggen: dát is de essentie. In opstand komen tegen de verschrikkelijke dominante wervelende saaiheid. Door stil te staan, door traag te zijn.

Soms weet je het even niet. Ik sta tussen Still Life, derde date, maar ik weet het even niet. Even niet wat ik moet voelen, even niet wat ik moet vinden. Waar zijn we mee bezig? Waar zijn we in godsnaam met z’n allen mee bezig?

Ik weet het even niet. En dat is prima. Ik weet het even niet en dat is prima. Prima, om je even verloren te voelen, prima om even verloren te zijn. Verzoen je. Niet gelijk met je hand naar je telefoon, niet gelijk met je telefoon in je hand. Afleiding is immers maar afleiding. Laat de kleine kwelling liever even bestaan: het niet weten, de stilte van het leven, de kwijt. Eventjes kwijt. Om het vervolgens genadeloos te laten kolken, zoemen, stromen, klappen, botsen, klotsen, beven en weer kolken. Laat het gebeuren (it’s gonna feel so good).

Vier mega messing platen, mooie mensenmetafoor. De platen bewegen eindeloos heen en weer en ik zie de mens. De mens die elke ochtend weer opstaat om er het beste van te maken. Heen en weer. Daar zijn we mee bezig. Heen en weer en ik zie Sisyphus, die van de Griekse goden de straf kreeg om een steen een berg op te rollen, waarna de steen weer naar beneden rolt en hij opnieuw met de steen naar boven moet. Heen en weer. Elke keer weer. Elke dag weer heen, elke dag weer weer.

Volgens schrijver Albert Camus moeten we ons Sisyphus voorstellen als een gelukkig mens. Gelukkig. Omdat hij, als hij ziet hoe de steen weer naar beneden rolt, als hij ziet zijn eigen kwelling, ziet hoe absurd zijn lot is. En dus hoe absurd het leven. Absurd. En nu komt het: met het accepteren van de absurditeit, lost de donkerte van de wereld op. Door het accepteren van de absurditeit van het leven kan het lukken om moedig te blijven in deze onrechtvaardige wereld. Dat maakt Sisyphus een held. Zie dat het leven onzinnig is, hoop niet op iets anders, accepteer het, verzoen je, waardeer het, laat het kolken.

Ik weet het niet. Ik weet niet of hij gelijk heeft. Ik weet niet of dat de oplossing is. We weten het niet. We weten het niet en dat is op zich al een fantastisch gegeven. Ik zie Still Life en voor even, eventjes, lukt het om te verzoenen met het absurde.

Het gaat niet zo langzaam dat je bijna niet ziet dat het beweegt, want je ziet het, maar lekker op snelheid is anders. Ze fluisteren vooruit. Het is een goede oefening in geduld, als dingen niet zo rap gaan als je zou willen. Gaat het ooit snel genoeg, kun je jezelf afvragen. Want wat houden we van snelheid. Het is een waarde in deze tijd. Haast. Drukdrukdruk. Een waardering die zo ver gaat dat we bijna de schoonheid van traagheid vergeten. Date twee, en ik smelt voor de verleidelijke slo-mo van Still Life.

Als platgeslagen karkassen, in een slachthuis dat zo weinig opsmuk heeft als je van een slachthuis mag verwachten, hangen vier messing platen te wachten op betere tijden. Niet omdat het nu niet goed is - nu is het al geweldig - maar omdat met de tijd de dingen rijpen. De platen zijn koel, maar ze hebben iets vlezigs. Alsof er ooit leven in heeft gezeten in het goudkleurig hard. We weten wel dat leven niet terugkomt, waarschijnlijk, maar als we geduld hebben worden ze wel malser, beter, dieper, voller.

Traagheid heeft een kracht die snelheid ontbeert.

Snelheid heeft tempo. Het is voor tien uur besteld, de volgende dag in huis. Het is een liveblog. Het is een vlammend schot in de kruising. Om van te watertanden. Maar toch zal ik de stift altijd boven de pegel verkiezen. Met een zorgvuldigheid die het vlugge nooit kan hebben. Of een rups die de tijd neemt in een cocon om een vlinder te worden. Dat kan ook niet snel. Dingen die geleidelijk mooi zijn geworden, waren in volle vaart niet zo rijk en rijp geworden. Precies daarom zeggen ze wat ze zeggen over Rome. O traagheid, met je prachtige volharding.

Natuurlijk is er zoiets als liefde op het eerste gezicht (Pats! Snel! Lekker!), maar eerlijk gezegd heeft dat niet zo gek veel te maken met liefde. Liefde moet groeien, rijpen, opzwellen tot iets wat groter is dan jij en de ander. Als vlees, als fruit. Daar is ontwikkeling voor nodig. Een tweede date om mee te beginnen, want geen liefde dieper dan trage liefde. Juist omdat de tijd dan zijn werk heeft kunnen doen.

Sneller is niet altijd beter. Misschien eigenlijk wel nooit. Tussen de kunst is dat in ieder geval waar: wie de tijd neemt om te kijken, ziet meer. Het geeft je een moment om even stil te staan bij alle beweging. Langzaam bewegen de platen heen en weer. Nooit meer zal ik zeggen dat iets te traag gaat.

En toen ineens, pats, was het er. Als kleine big bang. Wat er vooraf plaats heeft gevonden zullen we nooit weten, maar we zien wel de plotselinge krachten die zijn vrijgekomen bij de schepping. Pannenkoekenbeslag in een veel te hete pan. Bloesem. Liefde op het eerste gezicht. Gestold à la minute. Onherroepelijk. Dit is het begin: het is er.

Het resultaat: vier platte planeten. Samensmeltingen van de gouden warmte van de zon en het ongerepte rommelige oppervlakte van de maan. Het beste van beide ouders, kinderen van het heelal. Een nieuw tot leven geroepen sterrenbeeld. Een prachtige vierling die niet kan wachten bekeken en bemind te worden. Kijk naar ons, zeggen ze, en wij kunnen niet anders dan dat opvolgen.

Ik sta in het gloednieuwe Het HEM, oog in oog met Still Life. Tussen de rijen kolommen hangen vier kolossale messing platen rechtop aan het plafond. Van een afstand vallen ze mee, door de grootte van de ruimte waarin ze hangen. Komen ze dichterbij, dan zijn ze ineens ontzagwekkend, dan is er geen ontkomen aan. Het gewichtige gewicht en de duizelingwekkende hoeveelheid toevallige organische details zijn overweldigend.

Met m’n neus er bovenop zie ik vier Zaanse steppes, waarvan geen enkele vierkante centimeter dezelfde is. Gebieden met paadjes, korrels, holle bergen en gladde vlaktes aan de randen. Landschappen waar je in kunt verdwijnen, verdwalen zelfs. Zo jammer dat bij verdwalen de nadruk zo ligt op wat je kwijt raakt: de weg. Terwijl die ook zou kunnen liggen op wat je allemaal kunt vinden als je stopt met zoeken. In die zin zijn het enorme goudkleurige schatkaarten die zelf de schat zijn.

Oog in oog met het messing geweld zie ik een onbetekenend iemand staan. Ik ben het. Tegenover de matte maar gulle spiegels ben ik slechts een sterfelijk wezentje. De vier hemellichamen bewegen niet om mij, zoals helemaal niets om mij draait. Ze doen wat ze moeten doen, ook als ik niet zou kijken. Ze geven geen ene mallemoer om mij. Dat is geen beangstigende gedachte, nee, het is juist een bevrijdende. Denk aan al die massieve last die ik niet meer hoef te dragen.

Het zijn uitgestrekte leegtes die ruimte bieden om in te bestaan. Ik stel me voor dat ik in het gouden heidelandschap sta en dat er zo ver als ik kan kijken alleen maar dit is. Dat wat er in een seconde ontstond maar nooit lijkt te zullen veranderen. Verder niets. Zoals de maan de maan zal blijven, de zon de zon. En wie ik ben, zal ik zijn.

Foto: Iris Duvekot
Foto: Iris Duvekot
Foto: Iris Duvekot
Foto: Iris Duvekot

Date #2: Tijd rijpt traag

Het gaat niet zo langzaam dat je bijna niet ziet dat het beweegt, want je ziet het, maar lekker op snelheid is anders. Ze fluisteren vooruit. Het is een goede oefening in geduld, als dingen niet zo rap gaan als je zou willen. Gaat het ooit snel genoeg, kun je jezelf afvragen. Want wat houden we van snelheid. Het is een waarde in deze tijd. Haast. Drukdrukdruk. Een waardering die zo ver gaat dat we bijna de schoonheid van traagheid vergeten. Date twee, en ik smelt voor de verleidelijke slo-mo van Still Life.

Als platgeslagen karkassen, in een slachthuis dat zo weinig opsmuk heeft als je van een slachthuis mag verwachten, hangen vier messing platen te wachten op betere tijden. Niet omdat het nu niet goed is - nu is het al geweldig - maar omdat met de tijd de dingen rijpen. De platen zijn koel, maar ze hebben iets vlezigs. Alsof er ooit leven in heeft gezeten in het goudkleurig hard. We weten wel dat leven niet terugkomt, waarschijnlijk, maar als we geduld hebben worden ze wel malser, beter, dieper, voller.

Traagheid heeft een kracht die snelheid ontbeert.

Snelheid heeft tempo. Het is voor tien uur besteld, de volgende dag in huis. Het is een liveblog. Het is een vlammend schot in de kruising. Om van te watertanden. Maar toch zal ik de stift altijd boven de pegel verkiezen. Met een zorgvuldigheid die het vlugge nooit kan hebben. Of een rups die de tijd neemt in een cocon om een vlinder te worden. Dat kan ook niet snel. Dingen die geleidelijk mooi zijn geworden, waren in volle vaart niet zo rijk en rijp geworden. Precies daarom zeggen ze wat ze zeggen over Rome. O traagheid, met je prachtige volharding.

Natuurlijk is er zoiets als liefde op het eerste gezicht (Pats! Snel! Lekker!), maar eerlijk gezegd heeft dat niet zo gek veel te maken met liefde. Liefde moet groeien, rijpen, opzwellen tot iets wat groter is dan jij en de ander. Als vlees, als fruit. Daar is ontwikkeling voor nodig. Een tweede date om mee te beginnen, want geen liefde dieper dan trage liefde. Juist omdat de tijd dan zijn werk heeft kunnen doen.

Sneller is niet altijd beter. Misschien eigenlijk wel nooit. Tussen de kunst is dat in ieder geval waar: wie de tijd neemt om te kijken, ziet meer. Het geeft je een moment om even stil te staan bij alle beweging. Langzaam bewegen de platen heen en weer. Nooit meer zal ik zeggen dat iets te traag gaat.


Iedereen ziet iets anders in een kunstwerk. Maar dezelfde persoon kan ook steeds andere betekenissen halen uit hetzelfde werk. Ko van ’t Hek date de komende negen Chapters het kunstwerk Still Life van RAAAF en schrijft daarover elke keer een column.